‘Waar ga je heen als je dood bent?’, geschreven door Martine Hennuy en Sophie Buyse, was het vierde boek wat ik las voor de ‘Leeschallenge’ van de Kinderboekenjuf.
De titel maakte mij erg nieuwsgierig naar het boek. Ik was benieuwd of ik dit boek ook in zou kunnen zetten in mijn (toekomstige) klas en of het een aanrader zou zijn voor mijn collega’s om te gebruiken.
Dit boek gaat over een jongen, Stijn. In de eerste twee bladzijdes van het boek wordt het al duidelijk dat de vader van Stijn overleden is en dat Stijn en plekje zoekt om zijn verdriet te plaatsen, maar dat hij ook wilt weten hoe hij nu verder moet leven. Op een heel kindvriendelijke manier worden de gevoelens van Stijn weergegeven en wordt er verteld waar mensen naar de dood heengaan. Hier worden verschillende klasgenootjes van Stijn aan het woord gelaten.
Toen ik dit boek uit de kast pakte, had ik het vermoeden dat dit een prentenboek zou zijn. Toch zou ik dit boek niet een overduidelijk prentenboek noemen. Ik vind namelijk dat er best veel tekst op de pagina’s gedrukt staat. Dit boek is wel te gebruiken in zowel de onderbouw als de bovenbouw op de basisschool.
Dit boek kan je inzetten als er een sterfgeval heeft plaatsgevonden bij een van de leerlingen. In de onderbouw zou ik er voor kiezen om het boek voor te lezen aan de hele klas. In de bovenbouw zou ik de keuze bij de leerling laten; willen ze dat ik het aan de hele klas voorlees, willen ze het zelf lezen of met een klasgenootje?
Dit boek kan je ook inzetten om daarna te filosoferen met de leerlingen. Waar denken zij dat je heen gaat als je dood bent? Hebben ze wel eens zo’n zelfde situatie als Stijn meegemaakt?
Op een schaal van 0 tot 5 krijgt dit boek van mij een 5. Het boek heeft mooie prenten en mooi verhaal. Het boek vertelt de leerlingen hoe het is om een dierbaar iemand te verliezen en wat dat met je doet. Dit boek op mijn boekenplank in mijn klaslokaal en ga ik zeker aanraden aan mijn collega’s.